Een route door het zuiden van Georgia, langs de katoenvelden en het Georgia Veterans State Park brengt ons naar het dorp Plains, home van de Jimmy Carter National Historic Site.

We overnachten hier op het Georgia Veterand State Park, genoemd naar het daar gevestigde militair museum dat hier is gevestigd met relikwieën en voertuigen van de oorlogen waar de USA in verwikkeld is geweest.

Vanuit het State Park is het zo’n 50 km naar het westen via Highway 280 en rijden dan het dorp Plains binnen. Een gehucht van minder dan 1000 inwoners waar je zo doorheen zou rijden waren het niet dat het wereldberoemd is geworden dankzij de 39ste president van de Verenigde Staten, Jimmy Carter. Weinig Amerikaanse presidenten hebben zulke nauwe banden gehad met de plaats waar zij zijn geboren en opgevoed als Jimmy Carter. De zuidelijke cultuur van Plains, die draait om werken op het veld, de kerk en de school, heeft een grote invloed  op hem gehad. Het heeft hem uiteindelijk gevormd als persoon en politiek leider als 39e president van de Verenigde Staten.

De voormalige Plains High School, waar zowel Jimmy als zijn vrouw Rosalynn Carter studeerde, fungeert nu als bezoekerscentrum en museum van de Jimmy Carter National Historic Site, welke door de National Park Service wordt beheerd. Bij ons bezoek worden we daar uiterst vriendelijk ontvangen en krijgen op al onze nieuwsgierige vragen een uitgebreid antwoord. Er is ook een van het presidentiële bureau van Jimmy Carter en de Nobelprijs voor de Vrede, die hij in 2002 ontving voor zijn decennia lange onvermoeibare inspanningen om vreedzame oplossingen te vinden voor internationale conflicten.

Vanuit het museum trekken we verder het dorp in wat in zijn geheel in het teken staat van Jimmy Carter. Niet ver van de school staat langs de spoorrails het gebouw dat van 1888 tot 1951 dienst deed als treindepot dat en in 1976 werd geopend als hoofdkantoor van de presidentiële campagne van Jimmy Carter. In die periode kwamen meer dan 10.000 mensen per dag naar het dorp om meer te weten te komen over Jimmy Carter. Nu zijn het er per dag enkele tientallen waar wij er twee van zijn.

Tegenover het depot, aan de andere kant van de spoorlijn, is Plains City Hall. Aan de overkant van de weg  is Billy Carters Car Service Station. Tijdens de presidentiële campagne van Jimmy Carter in 1975-1976, werd veel aandacht besteed aan dit tankstation, eigendom van zijn kleurrijke en openhartige jongere broer, Billy. Hij beschouwde zijn station als een sociale in plaats van een zakelijke onderneming en diende als een ontmoetingsplaats waar mannen zich verzamelen voor een biertje, door Billy zelf gebrouwen. Het gebouw werd onderhouden in zijn vervallen, informele staat en werd een bolwerk voor de lokale bewoners die ontgoocheld waren over de drastische veranderingen die plaatsvonden in Plains nadat Carter tot president was gekozen.

Even verderop, in Main Street, zijn alle winkels ook in het teken van de 93-jarige Jimmy Carter, die zelf nog wekelijks langs komt. Meest opvallend is de General Store het Carter Peanut Warehouse, die vroeger door zijn vader Earl Carter, was gestart. We praten met verkopers, serveersters en ambtenaren, en ieder kent Jimmy en Rosalynn persoonlijk en zijn ook allen vol lof over hen. Het is voor ons dan ook tijd om hen beter te leren kennen. We lopen West Church in naar het huis waar Jimmy en Rosalynn Carter nu wonen. Helaas zien we naast enkele bijgebouwen slechts de simpele oprijlaan. De bijgebouwen zijn in gebruik door de security, waar elke ex-president levenslang mee te maken heeft.

We gaan terug naar de camper die bij de Baptist Church staat en rijden naar de net buiten Plains gelegen boerderij waar Jimmy is opgegroeid. Hij leefde hier van zijn vierde jaar totdat hij ging studeren als 17-jarige. De boerderij, nu bekend als Jimmy Carter Boyhood Farm, is in 1997 door de National Park Service gekocht en maakt ook onderdeel uit van de Historic Site.

We lopen langs paden en door de gebouwen van de boerderij. Op vele plekken zijn er audioverhalen te horen die door Jimmy Carter zelf zijn ingesproken. Van de waterpomp waar hij elke ochtend vroeg het water moest halen en daarnaast de kippen voeren tot de emotionele verhalen over zijn donkere nanny. Hij vertelt over hun maaltijden, hoe hij de avonden doorbracht in de woonkamer en zijn huiswerk maakte in zijn eigen ruime kamer.

De farm kent vele gebouwen, voor familie, voor plantagewerkers, voor de orde handhavers en voor anderen. Het contrast tussen arm en rijk viel hem toen al op. Zijn jongenskamer die groter was dan het hele huis van zijn nanny met haar gezin. Een plek waar hij toch graag verbleef. Iets verderop zijn nog de stallen voor de paarden en de werkplaats van de smid.

We zijn onder de indruk van alles wat we tijdens ons bezoek gehoord en gezien hebben. Inmiddels zijn we vijf uur in Plains verbleven en wordt het tijd om door te gaan. Maar niet nadat er eerst nog even wat pinda’s zijn gekocht bij de General Store. Langs de Maranatha Baptist Church waar Jimmy, ondanks zijn hoge leeftijd, nog maandelijks een dienst verzorgd en tot slot langs de Smiling Peanut.

Deze vier meter hoge lachende pinda werd gebouwd door de Indiana Democratic Party om campagne te voeren voor de kandidatuur van Jimmy Carter als president van de USA in 1976. De Partij van besefte dat pinda’s een aantrekkingskracht hadden op de bevolking, zeker met Carter als een voormalige pinda-boer. Ze gaven zelfs de pinda een glimlach, die opzettelijk deed denken aan de brede grijns die Jimmy uiteindelijk miljoenen kiezers opleverde.

Een dag die ons bij zal blijven.